Aanstappen

Het paard vanuit stilstand in beweging brengen

Zo moet het eruit zien:

Het aanstappen moet spontaan en onmiddelijk gebeuren met zo min mogelijk hulp van de ruiter. Het is optimaal als het paard zich schijnbaar vanzelf kaasrecht in beweging zet en daarbij rustig aan de hulpen blijft. Bij het aanstappen moet het paard direcht tevreden aan de hand meebewegen en de eerste stap moet al taktzeker zijn.

Kenmerken:

Basisoefening

Vaardigheden:

- Takt                                      - Ontspanning
- Aanleuning                         - Schwung
- Recht richten                      - Verzameling

Doel van de oefening:

Bij het aanstappen zet het paard zich niet alleen in beweging, het moet daarbij ook zijn 'motor', zijn achterhand, activeren om vooruit te kunnen gaan. Aanstappen is daarom ook altijd een goede en toch heel eenvoudige oefening om de spieren van de achterhand te versterken.

De meest gemaakte fouten:

Niet onmiddelijk reageren, met taktverstoring, uit elkaar gevallen, aarzelend, duidelijk zichtbare ruiterhulpen denk hierbij aan, kloppende kuiten/duidelijk gebruik van sporen enz.

De juiste hulpen om fouten te voorkomen:

Voorwaarde voor het goed aanstappen is dat het paard al goed reageert 'op de kuit'. Dat wil zeggen dat het na een gelijkmatige, korte druk van de kuit naar voren gaat. Als de ruiter weg wil rijden van uit stilstand, moet hij deze druk uitvoeren met beide kuiten, gelijktijdig een halve ophouding geven en met de handen iets meegeven. Hoe beter het paard reageert op de kuit, des te beter het aanrijden meestal gaat. Als de viervoeter toch al aan de grond genageld blijft staan of als hij als een oude diesel pas op zijn gemak in beweging komt na herhaald vragen, moet de voorwaartse impuls twee, drie keer krachten worden gegeven. De ruiter mag dus zijn paard rustig een keer met beide kuiten steveriger aandrijven ( NIET SCHOPPEN). Belangrijk daarbij is om het paard op dat moment ook naar voren te laten gaan, onafhankelijk van het feit